GEESTELIJKE VRIJHEID
Judith Koelemeijer toont in biografie de vele gezichten van Etty Hillesum
19 april 2023 – Sinds de eerste publicatie van haar dagboeken en brieven hebben de geschriften van de Joodse vrouw Etty Hillesum (1914 – 1943) wereldwijd miljoenen lezers geïnspireerd. Biograaf Judith Koelemeijer biedt een verrassend nieuw perspectief op Etty’s rusteloze jeugd, haar linkse studentenjaren, en haar uiteindelijke keuze om ‘het lot van haar volk te delen’ en niet onder te duiken.
Door Lia Hesemans
Terwijl de nazi’s haar als Joodse vrouw in Amsterdam steeds openlijker vervolgen, getuigt Etty Hillesum van een imponerende geestelijke vrijheid. Haar dagboekaantekeningen over de liefde, erotiek, familierelaties, vriendschap, geloof, zinloze haat en lotsverbondenheid zijn hoogstpersoonlijk, zeldzaam eerlijk, en tegelijkertijd universeel. Onder de meest gruwelijke omstandigheden bleef Etty trouw aan haar idealen en aan haarzelf. Maar wie was zij eigenlijk?
Een schat aan onbekend verhaal
Judith Koelemeijer wilde Etty Hillesums leven en keuzes beter begrijpen. Tien jaar lang deed zij onderzoek naar bronnen rondom Etty. Daarbij wist ze een schat aan nog onbekend verhaal te verzamelen. In Amerika stuitte Koelemeijer op dagboeken van Leonie Snatager, een goede vriendin van Etty die de oorlog wél overleefde en in diezelfde periode ook een dagboek bleek bij te houden. De dagboeken van Leonie waren een ‘therapiedagboek’ van haar behandelingen bij Julius Spier, die tegelijk ook de behandelaar en minnaar van Etty was. Dit therapiedagboek lag decennialang in de gangkast van Leonie’s oude huis in het Amerikaanse Greenbelt, naast de voorraad shampooflessen. Deze aantekeningen bieden een nieuw perspectief op Etty’s gemoedstoestand in het voorjaar van 1942, waarover van Etty zelf geen dagboekaantekeningen aanwezig zijn. De gesprekken tussen beide vriendinnen die in deze biografie zijn verwerkt, vormen in combinatie met Etty’s eigen zielenroerselen belangrijk bronmateriaal. Zo’n vondst is goud voor een biograaf, een parel in een proces van 10 jaar research doen.
Kroniekschrijfster
De biografie bestaat uit 3 delen. Deel 1 bevat korte biografieën over Etty’s familie en vrienden, met in het bijzonder aandacht voor haar twee belangrijke minnaars Julius Spier (handlezer ofwel ‘psychochiroloog’) en Han Wegerif (pa Han). Er wordt ingezoomd op de periode voor de oorlog en de eerste oorlogsjaren. We zien dat Etty om therapeutische redenen begint te schrijven, om helderheid en orde in haar leven te scheppen. In haar dagboeken legt ze haar ziel bloot. Maar ze heeft ook literaire ambities, ze wil kroniekschrijfster worden van haar tijd.
In het tweede deel wordt meer de chronologie van Etty’s dagboek gevolgd. Als lezer volgen we Etty’s studietijd, haar vrienden en de relatie met pa Han – sociaal-democraat Han Wegerif – haar 35 jaar oudere huisbaas, die een toevluchtsoord voor haar was. Al vanaf 1937 had ze een relatie met hem. Etty bleek een sensuele vrouw en had diverse (driehoeks)verhoudingen. We zien hoe de relatie met handlezer Julius Spier ontstaat en zich ontvouwt. Essentieel in deel 2 is vervolgens dat Koelemeijer ons als lezer meeneemt in Etty’s keuze om niet onder te duiken. Een opmerkelijke keuze van Etty, waarover je je als lezer gaandeweg diverse vragen gaat stellen.
Deel 3 gaat over Etty’s werk voor de Joodse Raad en de periodes in de kampen in Westerbork en Auschwitz. Daarin wordt ook beschreven hoe Etty erin slaagde om vanuit het kamp brieven te schrijven waarin ze verslag deed over het transport en de toestand in het kamp. Het was duidelijk dat zij daarmee een getuigenis de wereld in wilde sturen die voor een groot lezerspubliek was bedoeld.
Een verlossende gedachte
Op 9 maart 1941 begint de dan 27-jarige Etty een dagboek, zo lezen we in deel 1. Een paar dagen later refereert ze voor het eerst in haar dagboek aan de Duitse bezetting. Ze had een dag eerder samen met S. (Julies Spier) wat aantekeningen doorgelezen die een patiënt voor hem op papier had gezet. Spier had ergens gezegd dat als er ook maar één mens zou zijn die het werkelijk waard was mens genoemd te worden, dat genoeg zou zijn om in de mensheid te blijven geloven. Etty was enorm getroffen door deze gedachte.
‘Dit probleem ligt in deze tijd,’ schreef ze op die zaterdagochtend 15 maart om halftien. ‘De grote haat tegen de Duitsers, die het eigen gemoed vergiftigt. Laat ze allemaal maar verzuipen, tuig, uitgassen moet je ze, deze uitingen behoren tot de dagelijkse conversatie en geven iemand soms het gevoel dat het niet meer mogelijk is in deze tijd te leven. Tot opeens enige weken geleden plotseling de verlossende gedachte kwam, die als een aarzelend piepjong grassprietje omhoog stak tussen een woestenij van onkruid: En al zou er nog maar één fatsoenlijke Duitser bestaan, dan zou die het waard zijn in bescherming genomen te worden tegen de hele barbaarse bende en om die éne fatsoenlijke Duitser zou men dan niet zijn haat mogen uitgieten over een geheel volk.’
Haat was een ziekte van de eigen ziel. Het lag niet verankerd in haar karakter. Zo formuleerde ze, al op de eerste bladzijden van haar dagboek, de geesteshouding die uiteindelijk haar lot zou bepalen.
Zelf het centrum blijven
Aanvankelijk schreef Etty in oorlogstijd weinig over wat er in de wereld gebeurde. Allereerst leek zij toch opgeslokt te worden door haar eigen emotionele veldslagen. Het was wel een beetje gênant, vond ze ook zelf. ‘Hoe kon ze zichzelf en haar stemmingen zo serieus blijven nemen, terwijl er zoveel leed om haar heen was?’ Dat schreef ze in Deventer, toen ze hoorde dat haar kennis Daan Sajet verongelukt was met een Brits vliegtuig. Maar ze kon niet anders, besloot ze. Ze moest zelf het centrum blijven, antwoord vinden op de vragen over leven en dood die de tijd haar stelde. Haar hoofd was de werkplaats waarin alle dingen tot klaarheid gedacht moesten worden. Etty leefde sterk in haar gedachten, die haar vaak reëler voorkwamen dan de wereld die haar omringde. ‘Een enkele regel van Rilke was voor haar werkelijker dan bijvoorbeeld een verhuizing’, schreef ze. Niet dat ze een ‘verdroomde idioot’ was. De werkelijkheid interesseerde haar ‘beestachtig erg’. Maar dan wel liefst vanachter haar bureau. In lange brieven aan Julius Spier, die ze overnam in haar dagboek, beklaagde Etty zich over de sfeer bij haar ouderlijk huis in Deventer. Spier schreef haar terug. Zijn woorden hielpen haar weer contact met zichzelf te krijgen; verbinding met ‘het diepste en beste wat in haar was’ en dat zij God noemde. Ze was blij dat Spier Jood was, en zij Jodin. Ze wilde er samen met hem doorheen komen.
Niet weglopen
In deel 2 werkt Koelemeijer verder uit hoe Etty een pleidooi houdt voor onbaatzuchtige liefde voor alle mensen. Etty schrijft: ‘Wij mensen moeten onze innerlijke ruimte blootstellen voor de moeilijke vragen en niet weglopen.’ In Etty’s zelfanalyse ontstaat gaandeweg een fundament, een bron die ze God leert noemen. Oerbronnen in onszelf noemt ze God. ‘Als je ‘zelfwerk’ doet vernieuw je je steeds aan die bron. Mensen zijn soms net voor me als huizen waarvan de deuren openstaan. Ik loop naar binnen en dwaal door de gangen en kamers, en ieder huis is weer een beetje anders ingericht. En toch zijn we allemaal weer hetzelfde. En ieder huis zou men moeten maken tot een gewijde woning voor jou, mijn God. En ik beloof je, ik beloof je, ik zal in zoveel mogelijk huizen woning en onderdak zoeken voor jou, mijn God.’
Etty weigert aanbiedingen om onder te duiken omdat ze het lot van haar volk wil delen. Het is een houding, een liefde voor het lot. In een levensbedreigende situatie kan Etty toch haar menselijke waardigheid bewaren. ‘Iemands zielskracht bepaalt dit, van binnenuit’, aldus Etty.
Het denkende hart zijn
In deel 3 lezen we hoe Etty op 7 september 1943 haar laatste briefkaart bij Glimmen uit de trein gooide, gericht aan haar vriendin. ‘Christien, ik sla de bijbel op op een willekeurige plaats en vind dit: de Heere is hoog mijn vertrek. Ik zit middenin een volle goederenwagon op mijn rugzak. Vader, moeder en Mischa zitten enige wagens verder. Het vertrek kwam toch nog vrij onverwacht. Plotseling bevel voor ons speciaal uit Den Haag. We hebben zingende het kamp verlaten.’
Koelemeijer heeft met haar biografische vertelstem geprobeerd elk biografisch spoor bloot te leggen, een wereld van en rondom Etty neer te zetten die breder is dan wat we tot voor kort over haar wisten. Wat kon zij als maatschappelijk werker betekenen voor die arme mensen in Westerbork, die Nederlandse Joden die wachtten op transport naar concentratiekampen in Polen en Tsjechië? Zittend in een barak tussen meisjes en vrouwen die zeiden: ‘We willen niet denken, we willen niet voelen, anders worden we gek’, laat ze zien hoe Etty denkt: ‘Laat mij dan het denkende hart van deze barak mogen zijn. Ik zou het denkende hart van een heel concentratiekamp willen zijn.’ (…)
Koelemeijer schrijft: ‘Velen vluchten innerlijk weg voor het lijden door te haten of door zelfbehoud na te jagen. Etty vindt haar diepste zelf door verantwoordelijkheid te nemen voor het lijden om haar heen.’ ‘Misschien kan ik het lijden nog een beetje verlichten’, schreef Etty. Etty Hillesum blijkt iemand met vele gezichten, getekend door een beladen familiegeschiedenis, waaraan zij zich tenslotte tóch weet te ontworstelen. Judith Koelemeijer heeft wat mij betreft een meesterwerk geschreven met deze 574 pagina’s tellende biografie.
Meer informatie
Judith Koelemeijer: Etty Hillesum – Het verhaal van haar leven
Uitgeverij Balans, 2022
574 pagina’s
ISBN 97894 63821742
Documentaire: Etty Hillesum – zoektocht naar een schrijfster in oorlogstijd.
Tijdens haar onderzoek werd Judith Koelemeijer gevolgd door een crew van de Nederlandse televisie. Op 4 mei 2021 zond de NOS deze documentaire uit: Etty Hillesum – zoektocht naar een schrijfster in oorlogstijd.
Reageren?
Ongepaste reacties worden verwijderd(E-mail adres wordt niet gepubliceerd)